Vakbond sterren staan voor hoop en wilskracht

Vakbondsmensen in Colombia die opkomen voor arbeidsrechten, worden vaak geconfronteerd met geweld en intimidatie. Vaak is het overduidelijk een represaille voor het vakbondswerk. Nog vaker is de aanleiding onduidelijk, maar zijn de gevolgen desastreus. Vakbondsman Andrés Ortiz vertelt zijn persoonlijke verhaal.

Andrés Ortiz is 35 jaar en woont in de Colombiaanse hoofdstad Bogota. Hij werkt bij de vakbond CGT als ledenwerver. Andrés is een vriendelijke, rustige, bedachtzame jongeman. Hij kiest zorgvuldig zijn woorden: dat heeft hij moeten leren.

Tekst en foto’s: CNV Internationaal/Eugène Litamahuputty

Hij groeide op in Ciudad Bolivar, een van de grootste probleemwijken van Bogota. Het geweld op straat was voor hem de dagelijkse realiteit. In zijn tienerjaren richtte Andrés een beruchte straatbende op, tot groot verdriet van zijn ouders. Met zijn vrienden bevocht hij andere bendes en dat ging er keihard aan toe; geen enkele vorm van geweld werd geschuwd. Voor Andrés kwam het keerpunt, toen zijn beste vriend voor zijn eigen ogen werd doodgeschoten. “Dat was vreselijk,” vertelt hij nu, bijna twintig jaar later. “Het vormde een omslagmoment in mijn leven. Ik was 17 jaar en ik was er kapot van. Ik vluchtte weg en verhuisde naar de provincie Guaviare, maar daar hield ik het niet lang vol. Na acht maanden keerde ik terug naar Bogota.”

Nieuwe start
Het viel niet mee om opnieuw te beginnen: hij had de banden met zijn eigen straatbende verbroken en het contact met zijn ouders was nog erg kwetsbaar. “Al snel leerde ik een jongen kennen die mij vroeg om lid te worden van een jongerengroep van de kerk. Hij was er zelf ook lid van, maar ik had aanvankelijk mijn twijfels. Ik dacht dat ze alleen maar zouden bidden en uit de Bijbel zouden lezen. Maar wat bleek: ze organiseerden allerlei leuke culturele activiteiten voor kinderen en jongeren. Ik meldde mij meteen aan.”

Mijn vriendin, mijn familie en de vakbond CGT vormen mijn ruggengraat.

Mijn vriendin, mijn familie en de vakbond CGT vormen mijn ruggengraat.

Andrés moest er aan wennen om de ruwe en grove straattaal achterwege te laten: “Als je met kinderen werkt, moet je op je woorden letten. Bovendien leerde ik om geduld op te brengen. Voor mij was alles nieuw: ik leerde mensen kennen die niet vijandig of agressief deden, maar mij normaal behandelden.”

In deze kerkelijke jongerengroep leerde hij Octavio Rubio kennen, die ook toen al bij de vakbond CGT werkte. Het was Octavio die hem introduceerde bij de vakbond. Andrés volgde eerst een introductie- en een trainingsprogramma. Daarna kon hij aan de slag bij INES, het opleidingscentrum van de CGT, waar hij conciërge-werkzaamheden verrichtte. “Het ging gelukkig weer goed met mij,” vertelt Andrés.  “Inmiddels was ik 19 jaar en ik had mijn straatbende-verleden ver achter me gelaten, ik pakte mijn studie weer op, het contact met mijn ouders en mijn jongere broers en zus was weer helemaal hersteld.” Het leek allemaal de goede kant op te gaan, maar de toekomst grimaste hem tegemoet.

Neergeschoten
Op Tweede Kerstdag 2000 liep Andrés ’s avonds naar huis. Plotseling werd hij door drie mannen aangevallen. “Het leek wel of ze uit het niets kwamen. Een van hen hield mij van achteren vast en een van de anderen begon op mij te schieten. Ik dacht dat ik dood ging. Het scheelde niet veel. Pas na maanden lukte het de artsen om een van de kogels uit mijn rug te verwijderen. Toen was al lang duidelijk dat ik nooit meer zou kunnen lopen.”

Wat de daders precies voor ogen hadden, is altijd onduidelijk gebleven. Het was geen roofoverval, want zijn geld hebben de daders niet van hem weggenomen. Volgens eigen zeggen had hij geen vijanden die nog een oude rekening met hem te vereffenen hadden. Feit blijft dat hij het leven van de straatbendes definitief had verruild voor een leven waarin hij zich via het vakbondswerk inzet voor een rechtvaardiger samenleving. Maar of het daar mee te maken had, durft hij niet te zeggen.

“Bij de CGT waren ze geschokt door de aanslag,” blikt Andrés terug. “Tegelijkertijd zijn mijn collega’s altijd zeer betrokken geweest. Ze hebben mijn familie en mij enorm gesteund in die moeilijke tijd. De CGT heeft mij de kans gegeven om hier te blijven werken, daar ben ik heel blij mee. Sterren symboliseren hoop. Daarom heb ik op mijn beide handen een ster laten tatoeëren. Immers: dankzij mijn handen kan ik me in de rolstoel voortbewegen. Mijn hoop en mijn wilskracht zitten dus in mijn handen. De sterren op mijn handen helpen mij herinneren dat ik nog steeds vooruit kan en verder wil.”

Andrés Ortiz voor het kantoor van de Colombiaanse vakbond CGT

Promotor van vakbondswerk
Tegenwoordig werkt Andrés als ledenwerver bij CGT. Daarvoor gaat hij ook de wijken en de fabrieken in om het vakbondswerk van CGT te promoten en om nieuwe leden te proberen te werven. “Het grootste probleem is het openbaar vervoer. Het kost behoorlijk wat moeite om in zo’n miljoenenstad te reizen, maar uiteindelijk slaag ik er wel in om alle delen van de stad te bereiken.  Door mijn werk kom ik in aanraking met verschillende beroepsgroepen en dat vind ik het meest interessant. De ene keer spreek ik met mensen uit de transport-sector, dan weer ben ik op bezoek bij ambtenaren of verpleegkundigen. Ik merk vaak dat mensen het in het begin ongemakkelijk vinden om met mij te praten, vanwege mijn handicap. Sommigen nemen mij niet serieus of denken dat ik helemaal niets kan. Zodra ze merken hoe ik ben, valt het ongemak weg en heb ik vaak heel mooie gesprekken met de mensen.”

Steun aan Fatsoenlijk Werk
Andrés Ortiz werkt bij de Colombiaanse vakbond CGT. Deze vakbond wordt vanuit Nederland gesteund door Stichting CNV Internationaal. Deze stichting ondersteunt vakbonden in 16 landen in Latijns-Amerika, Afrika, Azië en Oost-Europa. Zij komen op voor de naleving van arbeidsrechten en bevordering van Fatsoenlijk Werk. Meer informatie: www.cnvinternationaal.nl

lees ook:
> Fatsoenlijk werk
> Fair loon en kleding

Plaats een reactie op dit artikel

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *